Clara’s Ogen. Hoofdstuk 6, deel 4. – Paul's Boekenwereld

Clara’s Ogen. Hoofdstuk 6, deel 4.

Clara's ogen

Later die avond, na het eten en de kennismaking met nog negen andere schilders, zat Ron in de stoel bij het raam. Het zou nog wel even duren voor hij alle namen kende en die bij de juiste gezichten kon zetten, maar de meesten van hen waren aardige lui. Een of twee van hen leken hem lastige gasten, maar misschien was zijn eerste indruk fout. Er was tenslotte een grens aan wat hij kon oppikken van een ander, vooral met elf anderen en een goed bord eten voor zijn neus.

Ron pakte nog een biertje en feliciteerde zichzelf met een goede dag. Morgen zou hij gewoon doorgaan met wat hij aan het doen was en zien wat de dag hem zou brengen.

Toen hij klaar was om naar bed te gaan dacht hij weer even aan de vreemde droom van de nacht ervoor. Zou Clara hem opnieuw bezoeken? Hij dacht met opzet niet aan komen spoken. Dat was niet aardig. Al had het daar wel op geleken.

Het bed was een stuk harder en prettiger dan de wattenbaal in het hotel. Ron grijnsde tegen het donker.

“Clara? Ben je daar?” vroeg hij.

Geen antwoord. Hij voelde zich eigenlijk een beetje gestoord omdat hij nu tegen het plafond lag te praten maar nu wist hij het in elk geval. Hij trok de dekens over zijn oren en rolde op zijn zij. Ron deed zijn ogen dicht – en keek meteen in twee grote, grijs-blauwe ogen.

“Jezus!” Hij was nog nooit zo snel uit een bed gekomen. Hij knipte het licht aan en keek rond, maar de ogen waren nergens te bekennen. Zijn hart stampte in zijn ribbenkast. “Wat was dat?” vroeg hij hardop.

“Hallo. Ik ben Clara. Herinner je je mij niet meer?”

Ron was overtuigd dat hij droomde maar hij kon niet dromen want hij stond koude voeten te krijgen naast zijn bed. “Ehm, hallo Clara.” Hij voelde een druppeltje zweet langs zijn voorhoofd omlaag komen.

“Heb ik je bang gemaakt? Dat wilde ik niet. Het spijt me.”

Ron slikte eens hard en probeerde zijn gejaagde ademhaling onder controle te krijgen. Hij ging op het bed zitten. “Ja, ehm, weet je, ik verwachtte dat niet. Je zo opeens te zien, bedoel ik. Je ogen dus. En waarom zie ik alleen je ogen?” Hij voelde zich heel raar. Tegen wie zat hij eigenlijk te praten?

“Dat weet ik niet. Misschien heb ik alleen maar ogen,” zei de stem.

“Dat zou echt raar zijn. Iedereen heeft meer dan alleen ogen. De enige ogen die ik ken die er zo uitzien zijn…” Ron klapte dicht terwijl hem een onmogelijk gevoel bekroop. Zijn huid werd even koud. Dit kon niet. “Nee, dat kan echt niet. Nee. Ik heb gewoon teveel gedronken. Onmogelijk.”

“Wat is onmogelijk?” vroeg de vrouwenstem.

Ron deed zijn ogen weer dicht en zag de twee ogen weer. Er was geen ontsnappen aan. Hoezeer hij dit niet wilde, dit waren de twee ogen die hij zelf had getekend en ingekleurd. De ogen op het doek, thuis. Clara’s ogen. “Nee, ik ben gek aan het worden. Ik ben niet tegen de ogen van mijn eigen schilderij aan het praten. Toch?”

Even was het stil in Rons hoofd. Daarna: “Dus ik ben niet echt?”

Dat was echt iets waar Ron geen antwoord op kon geven. “Dat weet ik niet. Misschien dat een psychiater daar een antwoord op heeft maar… Je klinkt echt terwijl je niet echt kunt zijn. Je bent een onafgewerkt schilderij!”

Er viel een diepe, ongemakkelijke stilte die meer zei dan duizend woorden hadden kunnen doen.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *